Door maar weer verder ploeteren terwijl argwanende ogen me volgen bij elke aanslag wachtend zuchtend, ja eigenlijk steeds ontmoedigend, dan een terloopse opmerking. Nooit over jou, er was iets anders, ja ja steeds wanneer ik besluit dat het klaar moet zijn, zeg jij; “het is iets anders.”

Met een schouderophalen ga ik weer door met ploeteren terwijl jij en de andere kijkers foeteren op blijkbaar van alles maar niet op mijn stugge, zinloze? geploeter. Terwijl de witregels zich tussen mijn zinnen persen, persen nieuwe gedachten zich vast aan de binnenkant van mijn huid. En hoe ik ook dicht, schilder, dans en schreeuw het komt er nooit uit, ik verbrokkel ze of met een mooi woord defragmenteer ze.

Ik blijf altijd ijveren maar nijver ben ik niet daarvoor droom ik te graag.

Als de lucht niet bekeken wou worden zou zij zich toch niet zo betoverend vertonen.

De lachende gedachten tel ik, terwijl de dag maakt dat zij wegkomt en mij snikkend achterlaat, verwond altijd weer bloedend, vervloekt zijn wij vrouwen, altijd verspreiden wij de geur van bloed en de bloeddorstige roofdieren kunnen niet anders dan hun driften volgen, of lieg ik hier weer eens, ik kan nog geen pagina schrijven zonder in gelieg te vervallen, en dat is zo heb ik ervaren dan weer niet uitsluitend een vrouwenkwaal.

En weer uitvallen in gemompel onverstaanbaar om te laten verstaan, mij dan dus, nee jij niet, jij bent al teveel, wilt al teveel. Als ik zucht dan sta je klaar om me neer te meppen. Mag ik niet groter zijn. Alleen in een huiskamer kom ik niet echt tot mijn recht, ik ben een aandachtsdier, ik geniet als ik reacties zie op mijn bestaan op hoe ik er sta. De rush kan ik jaren op teren dat is waar, maar soms kriebelt het wil je wat meer, hoor je de tijd roepen, je manen. Je weet toch er is geen morgen beloofd, je hebt nu! Leef nu !

En dan buig ik mijn hoofd naar de roep van de Muze, vraag mezelf beschaamd af waarom ik een mensenleven heb opgebouwd daar waar ik veel liever wil zweven, zweven naar waar zij me brengt, mijn ware liefde, ach zo vroeg al, mijn dierbaarste knuffel was mijn pen, versta je mij, je kunt mij mijn woorden niet afnemen, ik roep om te bestaan, nu.

Nu Ik

© Lindaas